Directeur de«Charlie Hebdo», Charb a succombé lors de l'attentat du 7 janvier 2015. Il dénonce dans ce livre les gens qui se servent du terme "islamophobie" pour amalgamer les antiracistes affirmés qui critiquent une religion et ceux qui, au nom du communautarisme ou par racisme, détestent les adeptes de cette religion.
"Echt, het woord 'islamofobie' is slecht gekozen als daarmee de haat wordt bedoeld die bepaalde idioten tegen moslims koesteren. En het is niet alleen slecht gekozen, het is ook gevaarlijk. [...] De strijd tegen racisme richt zich tegen alle vormen van racisme, maar waartegen is de strijd tegen islamofobie gericht? Tegen de kritiek op een godsdienst of tegen de afschuw van zijn beoefenaars, omdat ze van buitenlandse afkomst zijn?" Charb, vanaf 1992 een van de pijlers van Charlie Hebdo en een fervent voorvechter van gelijke rechten, getuigt van zijn ongerustheid over het feit dat hij de strijd tegen racisme verdrongen ziet worden door een strijd voor de bescherming en de promotie van een godsdienst. De term 'islamofobie' suggereert immers dat het erger is om de islam - dat wil zeggen, een manier van denken die op zich prima aanvechtbaar is - te verafschuwen dan moslims. Maar kritiek hebben op een godsdienst is geen misdrijf, terwijl iemand discrimineren op grond van zijn religieuze afkomst dat ontegenzeglijk wel is. Dit essay laat goed zien dat zowel racisten als radicale islamisten, demagogische politici en luie journalisten met het woord 'islamofobie' prima uit de voeten kunnen.